Heide is cultuurlandschap, door vele boerengeneraties vormgegeven


Ir. Frans Scholten

In de geschiedenis heeft de mens de natuur altijd naar zijn hand gezet, uit economisch gewin maar soms ook uit redenen van lijfsbehoud. Dat deden ook de boeren in Oost-Nederland van – pakweg – 1200 jaren geleden.

De situatie in Oost-Nederland in de vroege Middeleeuwen
Oost-Nederland zou ik willen definiëren als: Drenthe, Overijssel en in Gelderland de Achterhoek en de Veluwe. Hier kwam het systeem van akkers in de vorm van “essen” voor, waarover hieronder meer. Volgens Wikipedia [1] kwam het systeem van de “essen” (onder een andere naam) ook voor in het Gooi (de engen), Brabant (de akkers), Limburg (het veld) en Vlaanderen (kouter), maar daarover weet ik niets. Wel zijn aan mij “essen” gerapporteerd uit Blitterswijck, Noord-Limburg.

In de genoemde Oost-Nederlandse gebieden was er vooral veel voedselarme zandgrond met een slechte structuur beschikbaar, met hier en daar plekken die wat beter voor akkerbouw geschikt waren.

In deze gebieden maakten de boeren de best mogelijke keuzes. Ze besloten slechts een klein deel van de gronden, uitsluitend de meest vruchtbare, verder te ontwikkelen voor de akkerbouw.

Het grootste deel van de gronden lag echter bewust braak. Die hadden een andere rol. Dit waren de “woeste heidegronden”, ook wel “markegronden” genoemd. Voor de “marken” zie hieronder.

De rest werd gebruikt als bos voor brandhout, gereedschapshout en hout voor de bouw van woningen, stallen en schuren. Er waren ook laagliggende gronden bij beken en riviertjes die als weiland voor het vee werden gebruikt en als hooiland. Omdat er in Oost-Nederland vaak geen goede en betrouwbare waterwegen waren om bederfelijke zuivelproducten snel te vervoeren waren er weinig koeien.

Hoe dit vroeger allemaal ging zal ik hieronder illustreren met voorbeelden uit het westen van Oost-Nederland, uit Hall, gemeente Brummen, Gelderland en uit het uiterste oosten van Oost-Nederland, uit het Twentse Beuningen bij Denekamp, gemeente Losser, Overijssel.
Let ook op de bronnen aan het eind van deze post. Ze zijn allemaal op Internet te vinden.

Plaggen maaien 
Hoe noemt men zo’n akker met “oude grond”? In Drenthe, Twente en de Achterhoek “de es”, in Salland en de Veluwe “de enk” en elders weer “de eng”. Dit waren (en zijn) verzamelingen van tegen elkaar aan liggende “repen grond” die elk door een andere boer werden gebruikt [3, blz. 121]. Kenmerkend was dat de bovenste laag bestond uit met humus verrijkte grond. Die laag werd “esdek” genoemd.
Er waren ook afzonderlijke akkers, slechts door 1 boer gebruikt, “de kampen”, bij mijn weten overal in Oost-Nederland. Zie Figuur 1.

  Figuur 1. De dominee van Hall (gemeente Brummen, Gld.) bezat deze kamp (akker) ofwel prive of huurde die van de kerk van Hall. Waarschijnlijk betaalde hij iemand voor het boerenwerk, hoewel ik me kan voorstellen dat als er onweer dreigde en de pas gemaaide oogst nat kon worden, hijzelf ook even de mouwen opstroopte……

Ook die kampen hadden een esdek. Door de genoemde “plaggenbemesting” (het was eigenlijk geen mest, maar humus) werd de kwaliteit van de beste akkergronden in de loop der eeuwen langzaam beter, omdat grond met veel humus erin voedingstoffen uit dierlijke mest en ook water veel beter vasthoudt. Ik ken een boer in Twente die in de droge zomers van 2018 en 2019 de met mais ingezaaide eeuwenoude “kamp” naast zijn erf nog niet 1 keer hoefde te besproeien. Ja, zo goed is oude grond! Daar moeten we zuinig op zijn!

Dit alles ging ten koste van de “woeste heidegronden” waarvoor men helemaal niet zorgde maar die men wel goed bewaakte. Illegaal gebouwde nieuwe boerderijtjes, woningen of hutjes op de heide werden door het bestuur van de marke (zeg maar de Vereniging van Eigenaren van de vanouds bestaande boerenerven) streng bestreden en zo snel mogelijk weer verwijderd. Waarom? Als de hoeveelheid woeste grond door al die ongeoorloofde nieuwe ontginningen steeds minder zou worden, kwam de benodigde hoeveelheid plaggen die elk jaar opnieuw voor de essen en kampen nodig was, in gevaar.

Er wordt vaak aangenomen dat voor elke hoeveelheid gecultiveerde akkergrond gemiddeld een achtvoudige hoeveelheid woeste heidegrond nodig was. Dit systeem was dus de noodzakelijke “kringlooplandbouw”, waar men tegenwoordig zo graag over spreekt, voordat het woord was uitgevonden! Het voer voor de dieren was lokaal, de humus was lokaal, de mest was lokaal en het graan, het vlees en de melk ook.

De plaggen waren dus waardevol binnen dit systeem. Joris Ernst van de Universiteit Groningen [2] geeft op blz. 153 diverse voorbeelden van vechtpartijen om plaggen, soms onder dreiging van een “roer” (geweer), opgetekend uit de Protocollen van de plaatselijke rechtbanken.

Plaggen maaien 6 cropped
Figuur 2. Schematische weergave van het systeem van heideplaggen. Linksboven een akker, een natuurlijk heuveltje, dat in verloop van ongeveer 1000 jaren steeds verder met heideplaggen werd opgehoogd (1 mm per jaar), ten koste van het heidegebied tussen A en B, waaruit alle nutriënten steeds meer verdwenen. De weilanden en bossen speelden hierin geen rol.

Hoe zat het heideplaggensysteem in elkaar? Men zocht de beste, liefst hoger liggende, enigszins vruchtbare gronden op, om die als akker verder te ontwikkelen (Figuur 2, uitgangstoestand), bijvoorbeeld in de 9e eeuw. In de 14e eeuw, na 500 jaren, had men tussen de punten A en B jaarlijks de heideplaggen weggehaald. De heide verarmde daardoor steeds meer. Men zal ernaar gestreefd hebben zoveel mogelijk “schone” plaggen weg te graven, met weinig zand erin. Zand bevat geen voedingsstoffen en vergroot alleen het gewicht tijdens het vervoer van de plaggen. Het gesleep met die plaggen was toch al een enorm vermoeiend karwei. Zie Figuur 3.


Figuur 3. Dit naambordje nabij Hall herinnert nog aan het plaggen halen.

Daardoor zal de bodem tussen A en B wel iets zijn gedaald, maar niet erg veel, omdat de heide elk jaar weer aangroeide. Bovendien was het oppervlak tussen A en B – zoals hierboven gezegd – acht keer zo groot als het oppervlak van de akkers, zodat de bodemdaling op de heide wel meeviel. Maar de afvoer van nutriënten was wel enorm.

Na nog eens 500 jaren, vlak voor de invoering van kunstmest, in het begin van de 20ste eeuw, zullen de woeste heidegronden nog voedselarmer zijn geworden. Daar was dus zonder meer roofbouw op gepleegd, 1000 jaren lang, uit pure noodzaak. De akkers waren daardoor geleidelijk steeds hoger en humusrijker geworden. Men gaat er vanuit dat het esdek op die manier gemiddeld 1 mm per jaar dikker werd.

Kan men daar nu nog wat van zien? Ja, op de essen, enken en kampen. Wie goed oplet, struikelt in Oost-Nederland – bij wijze van spreken – over dit soort “oude grond” (Figuur 4).

Figuur 4. Hier ligt nu de oorspronkelijke bovenste laag van de heidepercelen in Hall: op de Hallse Enk en andere oude akkers gebracht, door mensenhanden. Het esdek is ongeveer 1 meter dik en dat duidt op een ouderdom van ongeveer 1000 jaren.

Het grondgebied van Hall bestond bij de kadastrale opmeting in 1810 [3] uit 74,3% heide, 13,3% bouwland, 6,0% hooiland, 2,5% weiland, 3,1% bossen en 0,8% huizen, erven, boomgaarden en tuinen.

De verhouding heide/bouwland in 1810 in Hall was dus 74,3/13,3 maakt 5,6. Dit is minder dan de factor 8 die hierboven genoemd is, maar waarschijnlijk hadden niet alle eigenaren het recht om heideplaggen te “maaien”. Dat recht, behorend bij een “waar” (aandeel) in de woeste markegronden waren voornamelijk in handen van de oudste erven.

In 2019 was van de heide in Hall nog maar weinig over. Die is bos en weiland geworden. Hoe anders was het landschap in 1810 nog! Deze grote veranderingen zijn in het gehele Oost-Nederlandse zandgrondgebied doorgevoerd. Laat dus niemand zeggen “Er is ergens op de Veluwe, in een onbeduidend dorpje, iets uitzonderlijks met heideplaggen gebeurd, dat verder wetenschappelijk van weinig belang is”.

Ter illustratie van de algemeenheid van het essen- en kampenlandschap zie figuur 5 over het uiterste oosten van NL [4]. De toegang tot dit soort kaarten verloopt via hisgis.nl.


Figuur 5. De “Meijerink Es” in het Twentse Beuningen bij Denekamp in Overijssel, opgemeten rond 1826-1830. Beige: toen akkerland. Elke “reep” of “brei” had een andere boer als eigenaar. Vanaf linksonder was kort daarvoor de kaarsrechte weg van Oldenzaal naar Denekamp (boven) dwars door de es aangelegd. Die weg liep van kerktoren naar kerktoren. Groen: toen weiland. Paars: toen heide, nu vnl. weiland.

En de huidige heide? Die is een overgangslandschap en nog steeds een cultuurlandschap, afhankelijk van menselijk ingrijpen. Als de heide niet door schapen begraasd wordt of afgeplagd en ontkiemende boompjes en struiken (opschot) niet worden verwijderd, is die heide na 60 jaar een bos geworden.

Afronding
De heidegebieden in Oost-Nederland waren aan het eind van de negentiende eeuw dus helemaal niet meer gelijk aan de oorspronkelijke heidegebieden, zoals die er in de negende eeuw nog waren. Door 1000-jarige nutriëntenafvoer was de heide uiteindelijk beduidend voedselarmer geworden. Hierdoor heeft zich uiteraard de bijbehorende nutriënten-schuwende vegetatie ontwikkeld en de bijbehorende diersoorten, die de ecologen en biologen nu zo graag zien. Het is dus niet zo dat vlak vóór de invoering van kunstmest (tussen 1840 en 1900 ongeveer) “de natuur”, de heide dus, van zichzelf voedselarm was. Dat is mensenwerk geweest. Daarom is er ook heide ontstaan, omdat struiken (opschot) door het plaggenmaaien steeds verwijderd werden of door schapen gegeten. Dit was dus mensenwerk en geen natuurlijke toestand!

Ik wil de ecologen en biologen niet denigrerend tegemoet treden. Ze hebben de beste bedoelingen, namelijk een schone natuur voor ons en onze nakomelingen. Dat willen we allemaal. Ik herken idealen en wetenschappelijk enthousiasme als ik die zie want die heb ik mijn gehele werkzame leven ook gehad en die heb ik nog.

Maar ze zullen moeten accepteren dat alle “natuurgebieden” in Oost-NL in werkelijkheid cultuurlandschappen zijn, door de voorouders of voorgangers van onze boeren gevormd en zeer sterk beïnvloed. Dit geeft onze boeren het morele recht w.b. de toekomst van deze natuurgebieden een heel stevige vinger in de pap te hebben.
Zo kan worden voorkomen dat sommige politieke partijen in NL – uit redenen van “natuurbehoud” en door gebrek aan kennis – te ver doorslaan en voor de landbouw draconische maatregelen willen nemen. En de rest van Europa snapt er niets van en ziet de standpunten van sommige politieke partijen hoofdschuddend aan.

Referenties
1. https://nl.wikipedia.org/wiki/Es_(geografie)
2. https://www.rug.nl/research/kenniscentrumlandschap/mscripties/mascr_joris_ernst_2017.pdf
3. Drs. J. Enklaar, “Hoofdstuk 3 – De kadastrale gemeente Hall”, https://hisgis.nl/projecten/gelderland/pdf/Hall.pdf
4. http://hisgis.fa.knaw.nl/?db=nederland&ranf=overijssel&layer=642Kadaster%201832%20gebouwen%20overijssel&layer=644Kadaster%201832%20percelen%20overijssel&fn=provincie&fv=overijssel

2 Comments

  1. Interessant artikel voor een Drentse nazaat van markegenoten op zandgronden. We hebben nog steeds de handgeschreven stukken van de verdeling van de waardelen van de marke waarvan mijn overgrootvader en zijn broers/zussen deel van uitmaakten.

    Like

    1. Hallo J. de Vries,
      Erg leuk! Is het markeboek met de markevergaderingen (in Twente holtink genoemd) nog bij het Rijksarchief in Assen beschikbaar? Zo ja, dan zal daar nog veel meer in staan, niet alleen over de nadagen van de marke en de verdeling van de markegronden, maar ook van honderden jaren daarvoor.
      Bedankt voor de reactie!
      Groet,
      Frans.

      Like

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s